Teeltsubstraten, van veenderij tot bij de gebruiker
OVAM bracht samen met AVBS een bezoek aan een substraatproducent en -leverancier, lid van de Belgische Potgrond Federatie (BPF). Het bezoek kaderde in het lopend project binnen OVAM, waarbij verschillende betrokken partijen zich engageren om samen initiatieven te nemen om te zoeken naar duurzame (alternatieve) stromen om een kwali teitsvol teeltsubstraat te produceren met minder veengebruik. Een bezoek aan een producent van teeltsubstraten geeft inzichten in zowel de opportuniteiten als uitdagingen bij vervangende grondstoffen.
Engagementsverklaring duurzame teeltsubstraten
AVBS is al een tijdje betrokken bij een project, getrokken door OVAM, dat wil werken aan het verduurzamen van teeltsubstraten voor de hobby- en professionele sector. Binnen dit project is het streefdoel om tegen 2025 maximaal 65 volumeprocent (% vol) ‘classic veen’ te gebruiken bij de aanmaak van teeltsubstraten (hobby- en professionele sector samen). De overige 35% vol wordt zoveel mogelijk ingevuld door duurzamere alternatieven. Het percentage wordt berekend voor hobby- en professionele sector samen. Heel concreet wordt binnen dit project samen met verschillende betrokken actoren gewerkt aan een engagementsverklaring voor het verduurzamen van teeltsubstraten. AVBS zit mee aan tafel als professionele gebruiker van teeltsubstraten. De andere betrokken partners zijn het Proef-centrum voor Sierteelt, de Belgische Potgrond Federatie, ILVO, ANB, Natuurpunt, Vlaco, Inagro, pcfruit, Agrolink Vlaanderen en Proefcentrum Hoogstraten.
Van veenderij...
Veen is een grondlaag van variërende dikte die door de jaren heen opgebouwd is uit plantaardig materiaal. Het materiaal bestaat veelal uit Spaghnum-mos dat groeit, afsterft en daarna verteert in natte, zuurstofarme omstandigheden. Door die jarenlange opbouw van organische materiaal wordt een zeer stabiel en uniform materiaal opgebouwd. Het verhaal van veen als grondstof start kort daarna, bij de ontginning ervan. De veenderijen die zich voornamelijk in de Baltische staten bevinden, worden ongeveer 40 tot 50 jaar gebruikt om stelselmatig veen van te ontginnen. Verschillende typegebieden zorgen voor andere veensoorten, met elke zijn typerende eigenschappen. Zo is er onder meer sprake van zwartveen, witveen en Baltisch veen.
Al van bij de ontginning van het veen wordt er ook al onderscheidend gewerkt met betrekking tot duur-zaamheid. Responsibly Produced Peat (RPP) is een certificaat dat garandeert dat veen op een duurzame manier ontgonnen wordt. Het doet dit zowel door voorwaarden te leggen op de gebieden waar veen ontgonnen mag worden, als op het herstel van de gebieden na ontginning. Vandaag is het veen gebruikt door BPF-leden grotendeels RPP-gekeurd.
...naar de fabriek
Eens het veen de substraatfabrikant bereikt, wordt het aangewend als één van de grondstoffen voor de productie van een teeltsubstraat. Vanaf dat moment staat alles in het teken van het maken van de ideale samenstelling voor de beoogde toepassing, zijnde substraat voor professionele siertelers, perspotten, hobbymarkt,... Opvallend is dat veen vandaag maar één van de verschillende grondstoffen is, die aangewend wordt voor gebruik als teeltsubstraat. De perceptie dat de sector nog geen inspanningen doet om veen gedeeltelijk te vervangen is compleet verkeerd. In verschillende opslagbatchen op het bedrijf worden alle types substraat gestockeerd. In de mengbakken, die de productiesite typeren, worden alle verschillende substraten gedoseerd volgens specifieke recepten die per klant een uniek substraat voorschrijven. Die verscheidenheid in samenstellingen vereenvoudigt de productieflow niet. Om de productie haalbaar te houden is het nodig om het aantal grondstoffen enigszins te beperken. De engagementsverklaring, die de sector ondertekende binnen het OVAM-project, beoogt dat het aandeel van de veenalternatieven tegen 2025 35% bereikt. Duidelijk is dat de sector niet van nul moet beginnen en dat er al vele inspanningen gebeuren om het aandeel veen te drukken. In 2019 stond dat cijfer voor Klasmann-Deilmann, de gastheer van dit bezoek, reeds op 13%. Aangewende alternatieve stromen zijn in volgorde van belangrijkheid: GreenFibre (naald-houtchip), TerrAktiv, perliet, kokosvezel en -chips, schorscompost, containermulch,..
Wat met veen?
De redenen waarom er naarstig gezocht wordt naar veenalternatieven zijn in de praktijk uiteenlopender dan men in eerste instantie zou denken. Het meest besproken argument is dat het proces om veen te vormen een traag proces is. Daarom wordt veen beschouwd als een fossiele grondstof. Toch bewijzen certificaten zoals de eerder aangehaald RPP dat de in-spanningen om het milieueffect te minimaliseren reeds groot zijn. Tege-lijk moeten experts dit argument wel nuanceren. Ook alternatieven hebben een milieu-impact. Klasmann voert al voor alle componenten van de sub-straten een life cycle analyse uit. Daardoor kunnen hun klanten een perfecte vergelijking maken tussen verschillende recepten en de koolstof-voetafdruk daarvan. Een bijkomende reden is dat de voor-spellingen voor de beschikbaarheid van veen op wereldniveau op lange termijn niet gunstig zijn. Door een stijgende welvaart wordt op wereld-schaal meer op substraat geteeld. Men merkt dat de vraag naar teelt-substraat enorm toeneemt. In 2050 wordt een discrepantie van meer dan 10 miljoen ton teeltsubstraat voor-speld. Als laatste wordt veen voornamelijk in specifieke klimaten aangetroffen, waardoor het vaak een grote afstand moet afleggen tot bij de eindgebrui-ker. Dat zorgt niet alleen voor een milieukundige impact maar zorgt ook dat het prijskaartje van veen voor een groot deel bepaald wordt door de transportkosten. En ook die zullen eerder verder stijgen dan dalen.
Wat met de alternatieven?
De oplossing voor de toekomst zit voornamelijk in een mix van verschillend grondstoffen voor een teeltsubstraat. Zowel veen als veenalternatie-ven hebben elk hun voor- en nadelen. In de toekomst zouden die nog meer gecombineerd moeten worden, om de toekomst van teeltsubstraten te garanderen. Klasmann-Deilmann schuift daarbij één basisprincipe naar voren: het gebruik van een aandeel veen is een voorwaarde om met alternatieven te kunnen blijven wer-ken. Veen heeft zodanig bufferende en neutrale eigenschappen, dat het in staat is om eventuele nadelige fysi-sche of chemische eigenschappen van een alternatieve stroom te maskeren. Die buffer zal in de toekomst cruciaal blijven. Ook het waterbufferend effect van veen is groot, wat vaak een breekpunt is voor alternatieven. Het bufferend effect van een samengesteld substraat heeft in de eerste plaats een impact op de kwekerij maar bijko-mend ook in de latere keten. Het aspect ‘shelf life’ van planten mag niet in het gedrang komen. Planten worden getransporteerd, gaan naar het tuincentrum en moeten daar ook enige tijd overleven. Als alternatieve teeltsubstraten minder lang water vasthouden, waardoor er meer uitval zou optreden in de handel, dan komt ook dat de milieu-impact van die alternatieven niet ten goede. Ander-zijds zorgen alternatieven vaak voor meer mogelijkheden om microbiële activiteit in de potten op te bouwen. Veen bevat veel fenolen die dat tegen-gaan. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat biostimulanten beperkt werken. Inmenging van alternatieven kan ervoor zorgen dat die microbiële activiteit zich beter kan ontwikkelen. En als laatste vraagt de aanvoer van turf, zoals eerder gezegd, veel trans-port. Dat wordt alsmaar duurder. Voor de zoektocht naar alternatieven wordt daarom voornamelijk gekeken naar lokale grondstoffen, zodat het trans-port minder doorweegt in de kostprijs en in de koolstofvoetafdruk.