panelgesprek studiedag duurzame substraten

Hoe veenvrij kunnen we al werken?

Op 13 november ging in Brussel de Duurzame substratendag door. Die liet de partners aan het woord van een project binnen OVAM dat initiatieven opzet om te zoeken naar duurzame (alternatieve) stromen die een kwaliteitsvol teeltsubstraat met minder veen mogelijk maken.
Patrick Dieleman

Gastheer Simon Verreckt, Sectoradviseur beschutte teelten van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, mocht het voortraject schetsen. “Veen is een substraat met prachtige eigenschappen, maar het staat onder druk, omdat de ontginning impact heeft op natuurlandschappen en op het waterbufferend vermogen ervan en bovendien wordt de consument steeds kritischer. We moeten dus op zoek naar alternatieven. De vraag voor deze studiedag kwam vanuit Agrolink, een netwerk van onderzoekers, met de bedoeling een overzicht te geven van het lopende onderzoek.”
 

spreker Ovam

Convenant

Lynn Biermans van OVAM kwam uitleggen hoe de overeenkomst ‘Verduurzamen van teeltsubstraten voor de hobby- en professionele sector’ tot stand kwam in november 2022. “We doen het in Vlaanderen al heel goed. Heel wat biomassa wordt omgezet in biogas en gft-afval wordt ingezameld en gecomposteerd. Vanuit het idee dat veen onder druk staat, leek het inzetten van reststromen als alternatief substraat een interessant bijkomend objectief.” Na contacten met de potgrondfederatie en hun reactie of er vraag is naar veenvrije potgrond, werd besloten om de hele keten te betrekken. Daarom werden vijf onderzoekscentra en ook AVBS betrokken. “Al snel werd duidelijk dat het een vrijblijvend engagement moest worden, het kon niet ineens te streng zijn binnen een Europese context en ook op de wereldmarkt.” Die engagementsverklaring kwam er in november 2022. Er werden communicatieacties en onderzoeksprojecten opgestart.

Reststromen zijn wettelijk gezien afval. Dat maakt dat je bij OVAM moet passeren voor een grondstofverklaring, wanneer je die wil hergebruiken. Maar Biermans stelde dat OVAM er zich van bewust is dat dit met de nodige soepelheid moet kunnen gebeuren. Ze verwees naar de generieke grondstofverklaring voor het hergebruik van aardbeisubstraat, die Boerenbond verkregen heeft. Daarmee kan Boerenbond die verkregen verklaring eenvoudig aanbieden aan haar leden en worden zij ontzorgd van heel wat administratie.

Het lopende onderzoek

Kristof Gheysens van Inagro stelde het project Alter-Peat voor, waarin ook ILVO, PCH, Viaverda en pcfruit participeren. De hoofddoelstelling is om te zorgen dat de transitie naar veenarme duurzame substraten (30 tot 50% veenvervanging) zonder verlies aan competitiviteit kan gebeuren, waarbij toch voldaan wordt aan de vereisten van de klant. Ze zijn gestart met een inventarisatie van al onderzochte alternatieven en ontwikkelen er nieuwe. Weging van een reeks eigenschappen moet leiden tot een Alter-Peat matrix score, die de geschiktheid voor gebruik in potgrond weergeeft. Er zijn ook demonstratieproeven voorzien. Tegen het einde van het project, eind 2027, willen ze een gebruikersgids klaar hebben voor elk van de gevalideerde alternatieve substraten.

Onderzoekers van de betrokken onderzoekscentra kwamen hun bevindingen voorstellen. In vruchtgroenten werden rijstkaf, schors, houtvezel, kokos, veenmos en zelfs jutevezel getest - toegepast in commerciële alternatieve mengsels. Algemeen waren de verschillen in vruchtopbrengst en -kwaliteit klein in vergelijking met veensubstraat. Wel diende men de watergift anders te sturen, vaak door meer te gieten en met kleinere hoeveelheden. In aardbeien gebeurden ook proeven met veensubstraat dat drie keer hergebruikt werd. Stomen en naspoelen konden problemen op het gebied van respectievelijk plantengezondheid en te hoge EC-waarden ondervangen (geleidbaarheid).
Hanne Denaeghel van Viaverda belichtte de proeven voor veenvervanging bij zuurminnende sierplanten. “In het project Alterpeat werden al 51 mogelijke grondstoffen bekeken. Zes daarvan waren bruikbaar voor onze praktijkproeven met Azalea en Calluna.” Algemeen is de start-pH van de alternatieven hoger, maar door microbiële werking daalt die doorgaans snel. “Zuurtegraad is niet het belangrijkste criterium. Het komt eropaan geregeld te meten. In grote lijnen kunnen we zeggen dat veenhoudende substraten meer vocht kunnen vasthouden. Door te spelen met frequentie en hoeveelheid per watergift kan je toch zorgen dat de planten het water krijgen dat ze nodig hebben.”
Tijdens de presentaties werd geregeld allusie gemaakt op de werking van micro-organismen, die bij minder zure alternatieve substraten voor extra positieve effecten zou kunnen zorgen. Brechtje de Haas van UGent deed daar onderzoek naar. “Bij planten kunnen ze helpen bij de opname van bepaalde elementen en water en ook bescherming bieden tegen bepaalde pathogenen.” Uit vergelijkende proeven bij aardbeien kon ze besluiten dat de bacteriënpopulaties ongeveer gelijk bleven bij eerste of tweede gebruik van het veensubstraat. Voor de schimmelpopulaties was het best om het substraat tussenin te stomen. Bart Vandecasteele van ILVO zag in zijn onderzoek op verzuren van substraten met zwavel positieve effecten op de biologische stabiliteit van het substraat, en soms ook op de N-vastlegging. Maar bij te veel zwavel gaf dit snel een te hoge EC.
 

Hanne Denaeghel van Viaverda

De sector aan het woord

Tussen de presentaties door werden filmpjes getoond, waarin telers aan het woord kwamen over hun ervaringen met alternatieve substraten. Voor de sierteelt was dit Lode De Waele van De Waele-Wilwoodii, die zuurminnende planten als rhododendron, azalea en camelia teelt. Hij stelde dat enkele van zijn klanten willen dat ze naar 100% peat free gaan. “Maar dit is een uitdaging voor zuurminnende planten, vooral bij langere culturen. Onze grootste zorg is de pH, waardoor de plant problemen kan krijgen met opname van bijvoorbeeld ijzer. Verder verloopt de absorptie van water minder vlot. Om de watergift te kunnen bijsturen, dien je met grote blokken te kunnen werken in je bedrijf.” 
In het afrondende panelgesprek (zie foto) vertelde Steven Engelen van FlorAmor over hun inspanningen om veenarm te telen: “Vroeger werkten we standaard met 80% veen, vandaag is dat 50% en we zijn de laatste testen aan het finaliseren met een volledig veenvrij mengsel. We stellen verschillen tussen variëteiten vast. Daarom hebben we de teeltmogelijkheden op een veenvrij substraat als criterium opgenomen in ons veredelingsprogramma. We gaan er van uit dat we op termijn in een veenvrij verhaal komen, en zeker al bij export naar Engeland. We willen daarom dat onze toekomstige cultivars ‘veenvrij ready’ zijn.”
Luc Vanoirbeek van het Verbond van Belgische Tuinbouwveilingen (VBT) wees op de grote druk vanuit de retailhandel, voor wat duurzaamheidsaspecten betreft. “Ze verkopen 80% van alle groenten en fruit, wat hen veel macht geeft. Vanuit de veilingen pakken we dat collectief aan, omdat dit ons een sterkere positie oplevert in de keten. We zien drie korven van problemen: betaalbaarheid, realisme en fairness. De getoonde eerste resultaten van de onderzoeken wijzen uit dat het technisch haalbaar is, maar wat kost het en wordt er meer voor betaald?” Met realisme doelde Luc op de termijn, waarin we dit willen realiseren. “Acht van de tien onderzoekers zijn hier geëindigd met de stelling dat nog meer onderzoek nodig is.” Hij verwees ook naar de stelling van aardbeienteler Mathias, die stelde dat hij liever iemand anders de kinderziektes laat betalen. Daarom pleitte hij ervoor om niets te forceren. Met fairness doelde hij op een gelijk speelveld met de rest van de wereld.
Daarin werd hij bijgetreden door Peter Van Israel van de Belgische Potgrondfederatie. Die stelde dat zijn federatie achter duurzame productie van substraten staat, “maar het moet in evenwicht gebeuren, met een duidelijke tijdslijn. We moeten tijd krijgen om ervaring op te bouwen, dat is ook belangrijk voor de telers. We zien in de resultaten van de proeven dat er uitdagingen wachten wanneer de percentages veen nog meer dalen.” De potgrondproducenten kijken ook naar Europa, wat het regelgevend kader betreft en zien dat de grote vraag naar veen uit Azië de prijzen onder druk zet. “En de alternatieve grondstoffen moeten in voldoende kwantiteit en kwaliteit voorhanden zijn. We verwachten een nog grotere druk op veen, maar bij stijgende vraag naar alternatieve grondstoffen zal ook daarop de druk toenemen.”